Het Duivelspact van de vredessoldaatpacifisme, anti-militarisme en humanitaire interventie |
2001 nr. 4
hoofdmenu
inhoudsopgavearchiefover 'tKAuw reactie |
Open brief aan Clemens Raming, schrijver van de in december 2000 verschenen bundel 'Het duivelspact van de vredessoldaat' (1).
(Een korte boekbespreking verscheen in het vorige nummer van 't Kan Anders.) Beste Clemens, Hoewel we elkaar nooit ontmoet hebben, ben ik toch maar zo vrij met deze persoonlijk getinte aanhef te beginnen. De geest die uit de bundel brieven spreekt, doet me vermoeden dat je hier geen bezwaar tegen zal hebben. Aan 't Kan Anders Vredeskoerier vroeg je om commentaar en dan wel speciaal van Hans Wiebenga. Dat is te begrijpen gezien de staat van dienst van Hans in de wereld van het pacifistisch gedachtengoed en in die van de praktische politiek. Helaas heeft hij ten gevolge van gezondheidsperikelen hier vooralsnog vanaf moeten zien. Op zijn verzoek heb ik het van hem overgenomen. Over de oorlog
In je brief van 8 juni 1999 stond heel beeldend de volgende jeugdervaring: 'Ik was zestien en gek op de oorlog toen Hiroshima werd weggevaagd. Zes jaar lang had ik dagelijks de krijgsverrichtingen gevolgd, waar die zich ook afspeelden en er zelf nog een paar bij verzonnen.' Je vertelde verder dat je liefde voor de geallieerde strijd zo af en toe wel een opdoffer kreeg bij het horen van de gevolgen van massabombardementen, maar de grote ommekeer kwam in 1945. De atoombom, zoals je schreef, kreeg je niet verstouwd. Toen besefte je dat dit 'geen oorlogvoeren' meer was. Dit was een misdaad, een misdaad waarover nog gezwegen werd ook. Het maakte je bang, bang voor een pikzwarte toekomst. Ook nu heb je het gevoel in een afgrond te kijken bij het schijnbaar of blijkbaar zo ingebakken zijn van oorlogvoeren. Als generatiegenoot heb ik ook zo mijn ervaring uit die tijd. Bij mij thuis heerste de opvatting dat oorlogvoeren slecht was, en dat ging er bij mij in als Gods woord in een ouderling. We lazen 'Het Volk'. De kop en de foto uit 1938 van het binnentrekken van de Duitse legers in Oostenrijk staan mij nog voor de geest. Het verontrustte me, net als de radioberichten op die prachtige zondag van 1 september 1939 toen Polen werd binnengevallen. De overval van 10 mei 1940, weer zo'n prachtige dag met heldere hemel, ervoer ik als 'heel gemeen'.
De bundel bevat een gesprek uit juni 1999 dat je had, op straat, met iemand van de Grünen, tegen wie je opmerkte dat je het zo jammer vond dat zijn partij zo 'Kriegsfähig' geworden was. Zijn antwoord: 'Ik ben pacifist en dienstweigeraar, maar kun je werkeloos blijven toezien als er mensen worden afgeslacht?' Jouw weerwoord was: 'Ik ben geen pacifist, maar volgens mij kun je beter geen geweld gebruiken als je alle kans loopt daardoor nog verder van huis te raken.' Aldus in een notedop het probleem ten voeten uit.
In je brief verweet je Mient Jan Faber niet dat hij opriep tot humanitaire interventie. Een ieder maakt nu eenmaal zijn eigen afweging. Wat je hem wel verwijt, en impliciet het IKV, is dat ze zich bij hun afweging associëren met de officiële politiek, zij het dan met de stroming erin die het kleinste kwaad vertegenwoordigt. Naar jouw idee zouden ze er beter aan doen om in plaats van allerlei standpunten en voorstellen te propageren, het bewustzijn van mensen te verhogen over hoe een toestand in elkaar zit en wat deze van hen vraagt. Zelf zou ik daar nog iets aan toe willen voegen. Met alle waardering voor zijn inzet in de kruisrakettenstrijd is Mient Jan Faber in Joegoslavië bepaald te ver gegaan met het pleiten voor militaire oplossingen als 'Safe Havens' en inzet van grondtroepen. Ook militair zijn is een vak. Als niet-vakman loop je een grotere kans op brokken maken. Ook voor vredesactivisten, al of niet antimilitaristisch of pacifistisch, is het goed zich bij de leest te houden.
Als we nu vanuit een pacifistische gedachtengang de problematiek benaderen, komen we dan tot heel andere conclusies dan vanuit een antimilitaristische? Eerst iets over het begrip humanitaire interventie. Humaan? De gebruikte middelen zijn het bepaald niet. Chinezen uit Belgrado kunnen erover meepraten. Is het niet beter gewoon te spreken over interventie en daarbij onderscheid te maken tussen gewelddadige en niet-gewelddadige? Interventie is natuurlijk in veel gevallen geboden. Ook voor pacifisten, maar dan wel de niet-gewelddadige vorm ervan. Dat kan zijn verbaal, via de media, de diplomatie, door hulp bij geweldloze conflictoplossing en, als de grote gekte toch plaatsvindt, om een woord van de historicus Leo van Bergen te gebruiken, door slachtofferhulp zonder onderscheid. Verder kan een pacifist niet gaan; de arme man of vrouw kan gewoon niet anders. Hij/zij heeft niet alleen enorme twijfels over de einduitkomst bij militair ingrijpen. Er doen zich ook dilemma's voor. Naast het politiek pacifisme bestaat er ook nog zoiets als een al of niet religieus gefundeerde overtuiging: 'Gij zult niet doden'. Maar... als door te doden, meer doden zouden kunnen worden voorkomen? De kwestie van het kleinste kwaad. Tja, kan je met modder schoonwassen? Bovendien, is het kleinste kwaad beheersbaar? |
|
hoofdmenu
inhoudsopgave
archief
over 'tKA
Updated: 29 oktober 2001 |