Pacifist in oorlogstijd (deel 2)

Evenals in deel 1 (zie 't Kan Anders van december 2002) wordt in het volgende ingehaakt op een van de thema's die eerder door antimilitarist Clemens Raming aan de orde zijn gesteld.1 In deel 1 betrof dit vooral het isolement van pacifisten. In dit tweede deel komt met name de veranderende kijk op oorlog aan de orde. Raming bracht het thema te berde naar aanleiding van 11 september 2001, de dag van de aanslag op de Twin Towers, en 7 oktober 2001, de dag van de aanval op Afghanistan.

Sindsdien zijn we weer verder afgegleden in een zo langzamerhand permanente toestand van oorlog. Het is een toestand waarin de rechtvaardiging voor het gebruik van het militaire apparaat wel voortdurend van karakter verandert.

Van Koude Oorlog naar warme brandhaarden
In 1989, na de val van de muur, leek een tijd van vrede aangebroken, althans vanuit het gezichtspunt van ons mensen in de westelijke wereld. De Koude Oorlog was voorbij en de defensiebegrotingen werden kleiner. Het was echter van korte duur. Diverse brandhaarden ontstonden. Eerst nog een conflict tussen staten (Golfoorlog), maar allengs overheersten allerlei burgeroorlogen. Vooral die in de Balkan beroerden de publieke opinie in Nederland. Er deed zich iets vreemds voor. Velen, ook mensen uit het links-progressieve veld, soms ook mensen die dicht bij het pacifistisch denken stonden, vonden dat het nu toch niet anders kon, dat er ingegrepen moest worden, met militaire middelen wel te verstaan! Het begrip vredessoldaat deed opgang. Sommige vooraanstaande militairen zagen vaktechnisch grote bezwaren. Ze vonden geen gehoor. Het is een groot goed als militairen het niet voor het zeggen hebben als het gaat om wel of niet inzetten van militaire middelen. Voor anderen geldt echter ook: schoenmaker, blijf bij je leest. Op 17 november jl. vond in het tv-programma Buitenhof van de NPS een discussie plaats tussen Annet Bleich van de Volkskrant en Adriaan van Vuren, generaal majoor b.d.. Het ging over Srebrenica. De eerste verdedigde, ondanks het opgelopen trauma voor Bosnië en ons in Nederland, de stelling: 'Niets doen was geen optie'. De generaal: 'Het is beter niet de verkeerde dingen te doen'.

Kirgizië, Kaboel, Irak
Inmiddels is het hele begrip 'vredessoldaten' of 'vredesmacht', sterk aan erosie onderhevig. Ook bij de Nederlandse krijgsmacht is weer de vanouds bekende taakstelling, namelijk klaar om oorlog te voeren, centraal komen te staan. Nederlandse vliegers in Kirgizië, om de Amerikanen in de strijd in Afghanistan bij te staan, Nederlandse militairen, samen met Duitsers in Kaboel, ter bescherming van de door oorlogshandelingen ontstane status quo, en de toezegging door het demissionaire(!!) kabinet aan de VS om eventueel ondersteuning te bieden in geval van een aanval op Irak. De militairen in Kaboel worden nog wel eens als vredesmacht aangeduid, maar het gevaar is groot dat ze, zeker na een mogelijke aanval op Irak, als bezettingsmacht zullen worden gezien.

Sterven voor het vaderland
Oorlog is mensenwerk, maar wordt ook door mensen ondergaan. Hoe is hun kijk hierop in de loop der tijd te kenschetsen? Ik denk nu niet aan de 'onverbeterlijke' radicale pacifisten die oorlog als misdaad tegen de mensheid zonder meer afwijzen. Ik denk nu ook niet aan de (nietprincipieel pacifistische) antimilitaristen die het militaire apparaat als machtsinstrument bekritiseren. Nee, het gaat om de bevolking in zijn algemeenheid, de publieke opinie. De veranderende kijk op oorlog. De oorlog is niet meer wat het geweest is. In zijn essay 'De onveiligheidsfuik' zegt Clemens Raming het als volgt: 'De tijd dat oorlog een erkende spelfiguur was die in het internationale machthebbersspel regelmatig kwam bovenliggen is voorbij. Als je naar het verleden kijkt komen over de acceptatie van oorlog door het volk vooral twee beelden naar voren. Het eerste is dat van de lijdzame aanvaarding. De oorlog als een noodlot dat over de mensen heen komt. "Van pest, oorlog en hongersnood, verlos ons Heer", werd er in de kerken gebeden. Uit een meer dichtbij verleden stamt het beeld van de patriottische geestdrift die mannen het voorrecht verleent de heldendood te mogen sterven voor het vaderland'.

Erasmus
Het is zeker vanuit de antioorlogsbeweging, maar ook uit cultuurhistorisch oogpunt, interessant de veranderingen waar te nemen. Het eerste beeld past voor onze streken helemaal bij de middeleeuwen. De bevolking, veelal op het platteland, zag met angst en beven de schobbejakken, zoals soldaten naar hun kleding genoemd werden, op zich afkomen. Maarten van Rossem (1478-1555), bendeleider van Karel van Gelre had tot spreuk: 'Branden en plunderen is het sieraad van de oorlog'. Werd toentertijd oorlog als een natuurramp ervaren, er waren ook heldere geesten die het anders zagen. Daar was Erasmus van Rotterdam die in 1516/1517 een werkje het licht deed zien met als titel 'De klacht van vrede'. Ook verder werd hij niet moe zijn scherpe pen in het geweer te brengen om het onderlinge oorlogvoeren van de christenvorsten in Europa aan de kaak te stellen.

Het tweede beeld, dat van bereid zijn voor het vaderland te sterven, past bij de 19e eeuw, met een uitloper naar de 20e eeuw. Het werd ook gekenmerkt door enthousiasme bij het thuisfront, dat wil zeggen bij het begin van de oorlog. Louis Couperus die 1 augustus 1914, toen de eerste wereldoorlog uitbrak, in een pension verbleef heeft hiervan op prachtige wijze verslag gedaan in brieven aan Het Vaderland, het blad waaraan hij dikwijls bijdragen leverde. Een goed beeld krijgt men ook door het lezen van 'Van het westelijk front geen nieuws', waarin Erich M. Remarque de tegenstelling schetst tussen het enthousiasme van vele leraren en ouders voor de oorlog en de ervaring van de jonge jongens aan het front.

Charles Darwin
In het denken over oorlog en vrede kende die periode twee tegenpolen. Daar was Bertha von Suttner, pacifiste in hart en nieren, schrijfster van het in 1890 verschenen boek 'Die Waffen nieder'. Onder haar invloed moet ook Henri Dunant zijn gaan inzien dat alleen verzachten van het oorlogsleed, hetgeen hij had beoogd met de oprichting van Het Rode Kruis, niet voldoende is.
Tegenover de stroming waarvan Bertha von Suttner deel was, kende die tijd ook het zogenoemde bellicisme. Aanhangers hiervan betoogden dat het voeren van oorlog juist iets positiefs is, noodzakelijk zelfs voor een gezonde ontwikkeling. In zijn boekje 'Evolutie en de oorlog' besteedde de Schotse zoöloog P. Chaliners Mitchell2 in 1915 een kritische beschouwing aan deze stroming. Hij haalde Generaal von Bernhardi aan, die in zijn toentertijd populair werk 'Engeland als Duitslands vazal' het volgende betoogde: 'Waar wij ook rondzien in de natuur, vinden wij dat oorlog de fundamentele wet der ontwikkeling is. Deze grote waarheid, die reeds in vervlogen eeuwen erkend werd, is in de tegenwoordige tijd door Charles Darwin overtuigend aangetoond. Hij bewees dat de natuur beheerst wordt door een onophoudelijke strijd om het bestaan, door het recht van de sterkste, en dat deze strijd in zijn schijnbare wreedheid, een selectie teweeg brengt waardoor het zwakke en ongezonde wordt verwijderd'. Verder merkte Von Bernhardi op: 'Van het eerste begin des levens af is oorlog de grondslag van alle gezonde ontwikkeling geweest. Strijd is niet alleen een verwoestend, maar ook een levensschenkend beginsel. Het recht van de sterkste geldt overal.' En ook nog: 'Macht is het hoogste recht, en de vraag wat recht is, behoort door het oordeel van de oorlog te worden uitgemaakt.'

Romantiek
Dat het zo misbruiken van de evolutietheorie van Darwin (bij Darwin sloeg het beginsel van 'survival of the fittest' erop, dat dié soorten overleven die zich het best kunnen instellen op veranderende ecologische omstandigheden) de wetenschapper Chaliners Mitchell tegen de haren in streek zal niet verwonderen. Wat de zaak vanuit het romantische Duitsland van de 19e eeuw nog erger maakte is dat men niet alleen meende zelf het betere, het sterkere te vertegenwoordigen, maar tevens meende een missie te moeten vervullen. Het is deze, door een gevoel van romantiek, van er gaat iets spannends, iets groots gebeuren, omgeven gedachtenwereld die mensen in augustus 1914 onder gejuich en toegeworpen bloemen tegen elkaar op deed trekken om in de modder en ellende daar bij Ieper het leven te laten.

Nu, na twee wereldoorlogen zijn we in WestEuropa inderdaad zover dat in de gedachten der mensen oorlog niets romantisch meer heeft; willen sterven voor het vaderland is er niet meer bij. In 't Kan Anders van nov/dec. 1998 drukte Hans Wiebenga het eens wat onparlementair, maar wel duidelijk uit: 'Niemand zwetst nog over "frische fröhliche Krieg", wie vindt een mooie veroveringsoorlog nog verdedigbaar?' Clemens Raming vroeg zich wel af hoe houdbaar die veranderde kijk op oorlog zal blijken te zijn in precaire situaties. In Amerika ligt het inderdaad al iets anders. Zien we nog iets verder in de wereld, dan blijkt de bereidheid zijn leven voor 'de goede zaak' te geven heel divers aanwezig. Zodra ook het element religie een rol speelt kan de bereidheid toenemen.

Naschrift
In het huidig wereldbestel is de pacifistische beweging zwak. Bellicisme, hoewel niet in de romantische vorm van een eeuw geleden, is nog wel degelijk aanwezig, veelal in de vorm van een misplaatst beroep op het recht van zelfverdediging. In de NRC van 6 mei 2000 verscheen een groot artikel van de Amerikaanse journalist Robert D. Kaplan waarin hij stelde dat een lange periode van vrede in een geavanceerde technologische samenleving niet nastrevenswaard is. Strijd, hier heb je het weer, zou de ontwikkeling bevorderen en is nodig voor het doen opstaan van adequate leiders. Strijd voeren van de een of andere soort, hopelijk een geweldloze, is noodzakelijk, aldus Kaplan. Van misplaatst sociaal Darwinisme wordt niet meer uitgegaan. Twee elementen blijven echter vandaag de dag een grote rol spelen, namelijk streven naar macht en het idee een missie te moeten vervullen. In verschillende verhoudingen kunnen ze zich voordoen. In combinatievorm dienen ze gewantrouwd.

Koos de Beus

1 In het essay 'De onveiligheidsfuik', van 6-12-2001
2 Uitgave Wereldbibliotheek. Vertaling jhr. Dr. Nico van Suchtelen.

Klik hier om naar deel 1 te gaan.
Klik hier om naar deel 3 (slot) te gaan.

hoofdmenu    inhoudsopgave    archief    over 'tKA   

Laatst gewijzigd: 28 januari 2003